Aan de nieuwe normtijden voor huishoudelijke hulp onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 hebben de gemeenten Nijkerk en Bodegraven-Reeuwijk een KPMG‑onderzoek ten grondslag gelegd. Dit is een onafhankelijk en deugdelijk onderzoek. Deze gemeenten hebben echter andere beleidskeuzes gemaakt dan waarop het KPMG-onderzoek is gebaseerd. De normtijden van deze gemeenten kunnen daarom niet worden onderbouwd met het KPMG-onderzoek. De gemeenten mochten die normtijden dan ook niet gebruiken om het aantal uren huishoudelijke hulp vast te stellen. De betrokken inwoners in deze zaken houden daarom recht op het hogere aantal uren huishoudelijke hulp, dat zij ontvingen voor de aanpassing van het gemeentelijk beleid. Dit heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld in zijn uitspraken van 10 december 2018.
Twee inwoners van deze gemeenten hebben op basis van nieuw beleid onder de Wmo 2015 minder uren hulp bij het huishouden toegekend gekregen dan zij onder het oude beleid ontvingen. Daar zijn zij het niet mee eens.
KPMG-onderzoek onafhankelijk en deugdelijk
Beide gemeenten hebben het aantal uren dat zij toekennen voor huishoudelijke hulp gebaseerd op nieuw beleid met normtijden voor huishoudelijk werk. Aan deze normtijden ligt ten grondslag een door KPMG Plexus en Bureau HHM uitgevoerd onderzoek naar de tijd die nodig is voor het schoonhouden van een huis. Dit onderzoek is in opdracht van de gemeente Utrecht uitgevoerd en heeft als uitgangspunt het beleid van de gemeente Utrecht.
De CRvB oordeelt in deze zaken dat het KPMG-onderzoek onafhankelijk en deugdelijk is. Het onderzoek is gedaan door een onafhankelijke partij, die geen belang had bij de uitkomst van dat onderzoek. Het onderzoek voldoet aan de eisen die daaraan in eerdere rechtspraak zijn gesteld (ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1404). Bij het onderzoek is een expertgroep voor schoonmaak en hygiëne betrokken. Door metingen is vastgesteld hoe lang bepaalde schoonmaakwerkzaamheden in de praktijk duren. Ook zijn cliënten geïnterviewd over de schoonmaakactiviteiten. De norm uit het KPMG-onderzoek van 104,9 uren huishoudelijke hulp per jaar geldt voor de standaardmodule van de gemeente Utrecht. Omdat altijd maatwerk moet worden geboden mag een gemeente deze norm niet toepassen wanneer meer uren nodig zijn.
Niet toepasbaar in Nijkerk en Bodegraven-Reeuwijk
Het huishoudelijk werk in het beleid van de gemeente Nijkerk omvat echter niet dezelfde werkzaamheden als de schoonmaakactiviteiten waarvan het KPMG rapport uitgaat. Bijvoorbeeld omvat het licht huishoudelijk werk in het beleid van Nijkerk ook opruimen en afwassen. De normtijden voor licht en zwaar huishoudelijk werk in het beleid van Nijkerk kunnen daarom niet worden gebaseerd op het KPMG-onderzoek. De gemeente Nijkerk mocht die normtijden dan ook niet gebruiken om het aantal uren per week huishoudelijke hulp vast te stellen.
In het beleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk zijn belangrijke uitgangspunten van het KPMG‑onderzoek losgelaten en wordt bijvoorbeeld de omvang van de woning betrokken in de normering. Hierdoor kunnen de normtijden voor licht en zwaar huishoudelijk werk uit het beleid van Bodegraven-Reeuwijk ook niet worden gebaseerd op het KPMG‑onderzoek. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk mocht daarom de normtijden van het gemeentelijk beleid niet toepassen om het aantal uren per week huishoudelijke hulp vast te stellen.
De uitkomst in deze zaken is dat de betrokken inwoners alsnog recht hebben op het hogere aantal uren huishoudelijke hulp dat zij ontvingen vóór de aanpassing van het gemeentelijk beleid.